Thursday, November 26, 2009
Eenzijdig artikel in Reformatorisch Dagblad over ethiek rond dierproeven - Anti dierproeven organisaties niet aan woord gelaten
Of een konijn antirimpelcrème mag testen
26-11-2009, Clasina van den Heuvel, Reformatorisch Dagblad
UTRECHT – In Engeland ontstond begin deze maand een rel over konijnen –witte konijnen in nauwsluitende doosjes– die antirimpelmiddel krijgen ingespoten. Zulke beelden zijn concreet en blijven hangen. Theorieën en beschouwingen over proefdieren zijn abstracter, en minder bekend bij het grote publiek.
Tussen deze uitersten moet een brug komen, blijkt uit bijdragen in de bundel ”De weging gewogen”. Over vragen rond toelaatbaarheid van proeven kunnen niet alleen wetenschappers of ethici oordelen, ook samenleving en politiek moeten meedenken, is de boodschap.
”De weging gewogen” werd dinsdag gepresenteerd tijdens een minisymposium over ethiek en dierproeven. Aan de orde komen abstracte vragen over concrete zaken. Wetenschappers, ethici, onderzoekers die met dieren werken en medici bespreken bijvoorbeeld ”De rol van het begrip intrinsieke waarde in de dierethiek”, ”Is ongerief objectiveerbaar?”, ”What is in a number?” en ”Verantwoording afleggen naar de samenleving”.
Berichten over proefdieren halen regelmatig het nieuws. Zo plaatste de stichting Proefdiervrij eind oktober een lijst op haar site waaruit blijkt dat in 2008 ruim 450.000 proefdieren overbodig werden gefokt en gedood. De informatie staat in het rapport ”Zo doende 2008” van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). De Stichting Informatie Dierproeven wees er in een reactie op dat het vooral ging om genetisch gemanipuleerde muizen, die –als ze niet nodig zijn voor proeven– beter kunnen worden gedood voordat ze oud worden.
Wetenschapper Terry Vrijenhoek schrijft op de website sciencepalooza.nl: „De beschuldiging (van onzorgvuldigheid richting laboratoria, CvdH) is onterecht, en doet tekort aan het zorgvuldige proefdierbeleid van de afgelopen jaren.” Volgens Vrijenhoek is het overschot „een direct gevolg van onderzoekers die streven naar een efficiënte proefopzet, waarbij minder dieren nodig zijn. Bovendien wint het gebruik van dieren met een lagere aaibaarheidsfactor aan populariteit.”
Zijn reactie bevat de nuance die ook doorklinkt in de reeks ”Dierproeven”, waarvan ”De weging gewogen” het derde deel is. In het eerste deel (2004) legden wetenschappers uit hoe dierproeven worden beoordeeld in Nederland. In het tweede (2006) geven deskundigen hun visie op alternatieven voor dierproeven. De drie V’s komen aan de orde: vervanging, vermindering en verfijning van dierproeven.
De bundels worden uitgebracht door de Nederlandse Vereniging van Dierexperimentencommissies. Van die commissies, kortweg DEC’s genoemd, heeft Nederland er ongeveer 25. Zij beoordelen voorstellen van onderzoekers voor dierproeven en geven al dan niet toestemming. Jaarlijks zouden in Nederland zo’n 650.000 dieren betrokken zijn bij proeven.
Behalve de DEC’s bestaan er ook CBD’s (Commissie Biotechnologie bij Dieren). Die beoordelen bijvoorbeeld of genetisch gemanipuleer wordt toegestaan.
In de laatste uitgave houden de auteurs het functioneren van deze commissies tegen het licht. Zo laat Tsjalling Swierstra –tussen 2003 en 2006 als ethicus lid bij de CBD– zien dat de CBD biotechnologische voorstellen „maar zeer onvolledig” ethisch toetst. Van hem mag die commissie worden opgeheven, tenzij deze het publiek eerlijk vertelt over haar beperkingen.
Ellen ter Gast, die voorzitter is geweest van de dierenexperimentencommissie van het Nederlands Kanker Instituut en Sanguin/CLB, pleit ook voor meer openheid. Ze wijst erop dat een DEC „idealiter” en brug vormt tussen de ivoren toren van de biomedische onderzoekspraktijk en anderzijds de maatschappij. Maar dat ideaal klopt nog niet helemaal, aldus Ter Gast. Alleen via een goed maatschappelijk debat komt een verantwoord proefdierbeleid tot stand, meent zij.
Een klein begin daarvan was te zien in de ophef rond het „snackbarvarken”, die Ter Gast schetst in haar bijdrage. Onderzoekers in Wageningen mestten een varken vet om onderzoek te kunnen doen naar overgewicht. In 2007 vroeg Esther Ouwehand, Tweede Kamerlid voor de Partij voor de Dieren, zich af of zo’n dierproef verantwoord was, en of mensen het niet aan hun eigen levensstijl te wijten hebben dat ze steeds dikker worden. Media pikten het op, maar „verbazingwekkend genoeg” leidde een Netwerkuitzending niet tot een publiek debat.
Deze commissies die verantwoordelijk zijn voor iets wat gevoelig ligt in de samenleving, hebben „een uiterst moeilijke taak”, vindt de redactie van de Dierproevenreeks. De wet biedt onvoldoende duidelijkheid over begrippen als ”de intrinsieke waarde van dieren”; onderzoekers én maatschappij hebben kritiek op de DEC’s. Politiek en de hele samenleving moeten meedenken over de dilemma’s, aldus de wetenschappers.
(Bron: http://www.refdag.nl/)
(Bron foto: Reformatorisch Dagblad)
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment